Kerkuilen
Al enkele jaren noemen één of meerdere kerkuilen het Openluchtmuseum van Bokrijk hun thuis. Met een nagenoeg verkeersarm leefgebied van 95 hectare zijn verkeerslachtoffers onder volwassen vogels bij ons vrijwel onbestaande.
Op andere locaties is de kerkuil trouwens steeds minder een ‘kerk’-uil aan het worden: het Bokrijkse natuurschoon in combinatie met de aanwezigheid van schuren, torens en andere oude gebouwen biedt gelukkig de perfecte biotoop en nestgelegenheid voor deze muizenvanger. Gezien deze gebouwen hun originele bouwstijl met grote openingen behouden hebben, liggen de kansen op geslaagde broedsels hier zeer hoog.
Samen met een medewerker van de Kerkuilwerkgroep Vlaanderen (Afd. van Vogelbescherming Vlaanderen vzw) gebeurt er jaarlijks een nestkastcontrole. Of er daarin daadwerkelijk een succesvol broedsel komt, is altijd even afwachten. In jaren met weinig muizen bijvoorbeeld, zal de kerkuil een soort ‘sabbatjaar’ nemen: dan brengen ze weinig tot geen jongen groot.
Oude broedplaatsen, vaak uitgerust met een nestkast, leveren dikwijls wel een geslaagd broedsel. Tenminste als de winter niet te streng was en er voldoende muizen zijn. Zo was de winter van 2012-2013 heel streng, met weinig muizen en dus weinig (jonge) kerkuilen tot gevolg. Ook in Bokrijk waren er toen geen kleine kerkuiltjes te bespeuren. In 2016 keerde het tij: de zeer zachte winter zorgde voor een overvloed aan muizen in het voorjaar, waardoor de kerkuil het goed deed.
Bij de jaarlijkse controle (vanaf juni) wordt vervolgens het aantal jongen geteld, gewogen, gemeten en geringd. Zo werden er in Bokrijk de laatste jaren al 50 jongen van een ringetje voorzien. Indien nodig wordt bij deze controle ook de nestkast zuiver gemaakt, want een nest met 5 of 6 jongen produceert heel wat braakballen.
Soms vinden we nog iets anders dan braakballen in de nestkast: reisduiven of kauwen, bijvoorbeeld. Maar eens de kerkuil aanwezig is, staan deze vogels snel hun plekje af. Torenvalken, hoornaars, wespen en steenmarters daarentegen durven wél voet bij stuk te houden, waardoor de kerkuil dan jammer genoeg de aftocht moet blazen.